Deel 8 | Artikelreeks Oorlogseconomie | Kapitaalvlucht bij dreiging van oorlog | André van Luijk
Artikel: André van Luijk
Hoewel er formeel (nog) geen sprake is van oorlog, zien we nu al een groeiende kapitaalvlucht. Steeds meer ondernemingen en vermogende particulieren verplaatsen hun geld of vertrekken naar het buitenland. De redenen zijn duidelijk: toenemende belastingdruk, strenger toezicht op vermogen en eigendom, en een overvloed aan regelgeving.
Omdat dit verschijnsel massaal plaatsvindt, lijkt men in Den Haag niet te vragen: “Wat gebeurt hier eigenlijk?” In plaats daarvan wordt nagedacht over een exitbelasting, bedoeld om kapitaalvlucht af te remmen. Maar als dit al gebeurt in vredestijd — puur vanwege belastingdruk en regeldruk — dan ligt het voor de hand dat dit proces zich in de aanloop naar een oorlogseconomie of tijdens een oorlog zal versnellen.
De exitbelasting kan op korte termijn misschien “rendabel” lijken voor de overheid, maar als de kapitaalvlucht verder toeneemt, zal zij ook haar eigen belastinggrondslag uithollen. En met het kapitaal vertrekken vaak ook ondernemerschap, kennis en ervaring juist de elementen die een land veerkrachtig maken. In extreme gevallen zou de overheid zelfs een verbod op kapitaalverplaatsing kunnen instellen.
Vermogen beschermen in onzekere tijden
Ook wie geen grootbedrijf bezit of niet wil emigreren, kan overwegen zijn kapitaal te beschermen. Wanneer inflatie oploopt — bijvoorbeeld doordat overheden extra digitaal geld in omloop brengen — daalt de koopkracht van de euro. Dat hebben we de afgelopen jaren al gezien, en die trend kan zich de komende jaren herhalen.
Een manier om waarde te behouden is door te spreiden: bijvoorbeeld in goud, bitcoin, Zwitserse franken of andere stabiele valuta buiten de EU. Zulke alternatieven zijn minder afhankelijk van het Europese monetaire beleid en kunnen bescherming bieden tegen inflatie of kapitaalrestricties.
Dwang en drang: oorlogsobligaties en beslag
In eerdere oorlogen, zoals de Eerste en Tweede Wereldoorlog, werden burgers soms verplicht om te investeren in oorlogsobligaties. Soms gebeurde dit via morele druk (“steun het vaderland”), maar ook dwang kwam voor.
Als een munt ernstig verzwakt, kan zelfs een deel van je kapitaal verdwijnen. Denk aan een herinterpretatie van het depositogarantiestelsel: tot €100.000 blijft beschermd, maar bedragen daarboven zouden “tijdelijk beschikbaar” kunnen worden gesteld aan de staat. Of, scherper gesteld: wie niet naar het front hoeft, betaalt mee aan het front.
Kapitaalvlucht in de praktijk
In een dreigende oorlogssituatie kan de kapitaalvlucht variëren van mild tot fors. Banken kunnen dan kritische vragen stellen bij grote overboekingen naar Zwitserland, goudhandelaren of cryptobeurzen. Overheden kunnen banken zelfs onder druk zetten om niet langer mee te werken aan vermogensverplaatsingen.
Zelfs zonder officieel verbod kan het praktisch moeilijk worden om nog een rekening te openen buiten de EU. In sommige landen bestaan nu al wachttijden van weken; in tijden van massale vraag kunnen dat maanden of zelfs jaren worden.
Daarom is het verstandig om tijdig te handelen. Wie nu al een buitenlandse rekening opent of een deel van zijn vermogen spreidt, verkleint de kans dat de overheid later beperkingen oplegt of het geld kan blokkeren.
De motieven kunnen uiteenlopen: bescherming tegen inflatie, spreiding van risico’s of eenvoudigweg gemoedsrust. Wat de reden ook is, één les blijft duidelijk: wie wacht tot het te laat is, verliest zijn bewegingsvrijheid.
Op 10 oktober is een GRYP-event over de impact van de oorlogseconomie met Bart Brands, Wybren van Haga en Ab Flipse. Wil je ook komen? Bestel hier je ticket(s). Vol = vol!