Deel 4 | Artikelreeks Oorlogseconomie | De mobilisatie van de oorlogseconomie | André van Luijk

Artikel: André van Luijk

De cijfers zijn onthutsend. De voorfinanciering van 800 miljard euro is geregeld, en met de afspraak om structureel 5% van het Europese bbp in defensie te investeren, gaat er een ongekende stroom geld richting defensie. Maar de vraag is: wie profiteert er echt van deze miljardenregen?

Volgens cijfers van SIPRI werd de afgelopen jaren zo’n 63% van alle Europese defensiebestellingen geplaatst bij Amerikaanse leveranciers. In totaal ging zelfs 78% van de aankopen buiten de EU om, wat betekent dat slechts 22% binnen Europa werd geproduceerd. De kans dat dit patroon zich herhaalt, is groot. Een stevige krijgsmacht opbouwen kost normaal gesproken tien tot vijftien jaar. Nu we alles in een paar jaar willen versnellen, is het vrijwel onmogelijk om zonder drang en dwang een sterke eigen defensie-industrie op te bouwen. En dus grijpen landen op korte termijn naar de makkelijkste weg: bestellen buiten Europa, vooral in de VS.

Dat heeft grote consequenties. Natuurlijk, ook hier in Europa zullen fabrieken en technologiecentra op termijn “meeprofiteren”, maar de aanlooptijd is lang. Intussen vloeit het grootste deel van de werkgelegenheid, innovatie en kennisontwikkeling naar de andere kant van de Atlantische Oceaan. Zo versterken we niet alleen de krijgsmacht, maar ook onze afhankelijkheid van de VS. Wie gelooft dat we met dit beleid een echt Europese defensie opbouwen, moet zich afvragen: kun je wel spreken van Europese veiligheid als de helft van je wapens uit Washington komt?

Voorstanders van de nieuwe investeringsgolf zeggen dat defensie-uitgaven uiteindelijk economische groei opleveren: veiligheid is immers een voorwaarde voor welvaart. Tegenstanders benadrukken juist dat defensie per definitie geen rendement oplevert — een tank keert geen dividend uit. De waarheid ligt vaak ergens in het midden. Maar één ding staat vast: als we honderden miljarden buiten de EU investeren, ondermijnen we onze eigen industrie.

Het beeld laat zich eenvoudig samenvatten: het is alsof je je hypotheek met €80.000 verhoogt en vervolgens €50.000 in het huis van je buurman investeert. De lasten zijn voor ons, terwijl de banen en de innovatie elders landen.

En dit alles gebeurt in een tijd waarin er al sprake is van handelsoorlogen, inflatie en toenemende schaarste aan grondstoffen. De enorme bedragen die via fondsen en leningen in de economie worden gepompt, zullen druk zetten op prijzen en beschikbaarheid van goederen. Daarmee wordt de oorlogseconomie niet alleen een militaire realiteit, maar ook een directe factor in onze dagelijkse portemonnee.

De volgende fase in dit verhaal gaat dus niet alleen over tanks, raketten en drones, maar ook over de prijs die Europa betaalt in de vorm van inflatie en schaarste. De vraag is niet óf we die prijs gaan voelen, maar hoe hoog die wordt.

Deel 3 van de artikelreeks ‘De financiering van de oorlogseconomie’ kun je hier teruglezen.

Op 10 oktober is een GRYP-event over de impact van de oorlogseconomie met Bart Brands, Wybren van Haga en Ab Flipse. Wil je ook komen? Bestel hier je ticket(s). Vol = vol!

WORD LID
Vorige
Vorige

Ongehoord Nieuws | Prinsjesdag | Ab Flipse

Volgende
Volgende

Deel 3 | Artikelreeks Oorlogseconomie | De financiering van de oorlogseconomie | André van Luijk